Abraham zou vader worden van een menigte van volken.
Niet één stam en daar de nazaten van, maar een menigte van volken:
Gen 17:5 En uw naam zal niet meer genoemd worden Abram; maar uw naam zal wezen Abraham; want Ik heb u gesteld tot een vader van menigte der volken.
Gen 17:6 En Ik zal u gans zeer vruchtbaar maken, en Ik zal u tot volken stellen, en koningen zullen uit u voortkomen.
-Zegt ons dat iets?
Nu zoveel jaren verder…..kijken we terug op Hosea die een overspelige vrouw moest nemen. Ligt daar een diepere betekenis in?
Hos 3:1 En YHVH/de HEERE zeide tot mij: Ga wederom henen, bemin een vrouw, die, bemind zijnde van haar vriend, nochtans overspel doet; gelijk YHVH/ de HEERE de kinderen Israels bemint, maar zij zien om naar andere goden, en beminnen de flessen der druiven.
Hos 3:2 En ik kocht ze mij voor vijftien zilverlingen, en een homer gerst, en een halven homer gerst.
Hos 3:3 En ik zeide tot haar: Gij zult vele dagen na mij blijven zitten (gij zult niet hoereren, noch een anderen man geworden), en ik ook na u.
Hos 3:4 Want de kinderen Israels zullen vele dagen blijven zitten, zonder koning, en zonder vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.
Hos 3:5 Daarna zullen zich de kinderen Israels bekeren, en zoeken den HEERE, hun God, en David, hun Koning; en zij zullen vrezende komen tot YHVH/den HEERE en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.
Zouden we de in gelijkenis van de jongste zoon die zijn erfenis vroeg en wegging dezelfde diepe boodschap vinden?
Luk 15:11 En Hij zeide: Een zeker mens had twee zonen.
Luk 15:12 En de jongste van hen zeide tot den vader: Vader, geef mij het deel des goeds, dat mij toekomt. En hij deelde hun het goed.
Luk 15:13 En niet vele dagen daarna, de jongste zoon, alles bijeenvergaderd hebbende, is weggereisd in een ver gelegen land, en heeft aldaar zijn goed doorgebracht, levende overdadiglijk.
Luk 15:14 En als hij het alles verteerd had, werd er een grote hongersnood in datzelve land, en hij begon gebrek te lijden.
Luk 15:15 En hij ging heen, en voegde zich bij een van de burgers deszelven lands; en die zond hem op zijn land om de zwijnen te weiden.
Luk 15:16 En hij begeerde zijn buik te vullen met den draf, dien de zwijnen aten; en niemand gaf hem dien.
Luk 15:17 En tot zichzelven gekomen zijnde, zeide hij: Hoe vele huurlingen mijns vaders hebben overvloed van brood, en ik verga van honger!
Luk 15:18 Ik zal opstaan en tot mijn vader gaan, en ik zal tot hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u;
Luk 15:19 En ik ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden; maak mij als een van uw huurlingen.
Luk 15:20 En opstaande ging hij naar zijn vader. En als hij nog ver van hem was, zag hem zijn vader, en werd met innerlijke ontferming bewogen; en toe lopende, viel hem om zijn hals, en kuste hem.
Luk 15:21 En de zoon zeide tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel, en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden.
Luk 15:22 Maar de vader zeide tot zijn dienstknechten: Brengt hier voor het beste kleed, en doet het hem aan, en geeft hem een ring aan zijn hand, en schoenen aan de voeten;
Luk 15:23 En brengt het gemeste kalf, en slacht het; en laat ons eten en vrolijk zijn.
Luk 15:24 Want deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden! En zij begonnen vrolijk te zijn.
Luk 15:25 En zijn oudste zoon was in het veld; en als hij kwam, en het huis genaakte, hoorde hij het gezang en het gerei,
Luk 15:26 En tot zich geroepen hebbende een van de knechten, vraagde, wat dat mocht zijn.
Luk 15:27 En deze zeide tot hem: Uw broeder is gekomen, en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond weder ontvangen heeft.
Luk 15:28 Maar hij werd toornig, en wilde niet ingaan. Zo ging dan zijn vader uit, en bad hem.
Luk 15:29 Doch hij, antwoordende, zeide tot den vader: Zie, ik dien u nu zo vele jaren, en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn.
Luk 15:30 Maar als deze uw zoon gekomen is, die uw goed met hoeren doorgebracht heeft, zo hebt gij hem het gemeste kalf geslacht.
Luk 15:31 En hij zeide tot hem: Kind, gij zijt altijd bij mij, en al het mijne is uwe.
Luk 15:32 Men behoorde dan vrolijk en blijde te zijn; want deze uw broeder was dood, en is weder levend geworden; en hij was verloren, en is gevonden.
-Welke link ligt er tussen de vrouw van Hosea en de gelijkenis over de jongste zoon?
-Waarom zouden wij ook onderdeel zijn van dat volk dat met Zijn Naam genoemd wordt?
Isa 43:7 Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien Ik ook gemaakt heb.
-Welke naam dragen wij? Is dat een titel of een begripsomschrijving met een diepe betekenis verwijzend naar onze Verlosser?
-Wat maakt ons tot Zijn volk?
Jer_50:6 Mijn volk waren verloren schapen, hun herders hadden hen verleid, zij hadden hen gevoerd naar de bergen, zij gingen van berg tot heuvel, zij vergaten hun legering.
Mat_10:6 Maar gaat veel meer heen tot de verloren schapen van het huis Israels.
Mat_15:24 Maar Hij, antwoordende, zeide: Ik ben niet gezonden, dan tot de verloren schapen van het huis Israels.
-Waarom waren wij verloren?
Het antwoord ligt verborgen in het Woord Zelf. Joh 14:26 geeft duidelijk aan dat wij het antwoord zullen vinden als wij er oprecht om vragen…
Alle eer voor onze Vader en Verlosser.