Samen uit…

Recentelijk kregen we initiatieven onder ogen, die ons aanspraken. Verwonderlijk genoeg bleek dat verschillende mensen in verschillende landen, waaronder ook ons land, al eerder waren stilgezet en geroepen waren om te “horen” wat de Ruach HaKodesh wilde delen.

Een paar initiatieven geven we hier aan:

https://natsab.com/2016/08/30/important-preparation-for-the-wilderness/

http://www.united2restore.com/2016/08/30/40-days-and-nights/

http://torahdrivenlife.com/siddur/a-prayer-for-the-days-of-awe/

Zeer hoopvol is dat Efraïm/Israel  geroepen wordt aan Zijn voeten te komen en van Hem kostbaar advies aan te nemen waardoor het verstrooid zijn in elke natie, opvatting, cultuur, gezindheid omgezet mag gaan worden in naderen tot elkaar in de gezindheid van Yeshua, Die ons is voorgegaan en ons voorbeeld is.

Wanneer de Vader het tijd acht, zal er verandering gaan komen.

Wij zijn hoopvol gestemd!

Kostbare woorden als leidraad deze dagen zijn:

Daniel 9:4

Ik bad dan tot YHVH,mijn Elohim, en deed belijdenis, en zeide: Och Meester! Gij grote en verschrikkelijke El, Die het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden.
5 Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten.
6 En wij hebben niet gehoord naar Uw dienstknechten, de profeten, die in Uw Naam spraken tot onze koningen, onze vorsten en onze vaders, en tot al het volk des lands.
7 Bij U, o Elohim! is de gerechtigheid, maar bij ons de beschaamdheid der aangezichten, gelijk het is te dezen dage; bij de mannen van Juda, en de inwoners van Jeruzalem, en geheel Israel, die nabij en die verre zijn, in al de landen, waar Gij ze henengedreven hebt, om hun overtreding, waarmede zij tegen U overtreden hebben.
8 O Elohim! bij ons is de beschaamdheid der aangezichten, bij onze koningen, bij onze vorsten, en bij onze vaders, omdat wij tegen U gezondigd hebben.
9 Bij YHVH , onzen Elohim, zijn de barmhartigheden en vergevingen, alhoewel wij tegen Hem gerebelleerd hebben.
10 En wij hebben der stem des YHVH’s,onzes Elohim, niet gehoorzaamd, dat wij in Zijn wetten wandelen zouden, die Hij gegeven heeft voor onze aangezichten, door de hand van Zijn knechten, de profeten.
11 Maar geheel Israel heeft Uw wet overtreden, met af te wijken, dat zij Uwer stem niet gehoorzaamden; daarom is over ons uitgestort die vloek, en die eed, die geschreven is in de wet van Mozes, den knecht Elohims, dewijl wij tegen Hem gezondigd hebben.
12 En Hij heeft Zijn woorden bevestigd, die Hij gesproken heeft tegen ons, en tegen onze richters, die ons richtten, brengende over ons een groot kwaad, hetwelk niet geschied is onder den gansen hemel, gelijk aan Jeruzalem geschied is.
13 Gelijk als in de wet van Mozes geschreven is, alzo is al dat kwaad over ons gekomen; en wij smeekten het aangezicht des YHVHs,onzes Elohim, niet, afkerende van onze ongerechtigheden, en verstandelijk acht gevende op Uw waarheid.
14 Daarom heeft YHVH over het kwade gewaakt, en Hij heeft het over ons gebracht; want YHVH, onze Elohim, is rechtvaardig in al Zijn werken, die Hij gedaan heeft, dewijl wij Zijner stem niet gehoorzaamden.
15 En nu, o Meester, onze El! Die Uw volk uit Egypteland gevoerd hebt, met een sterke hand, en hebt U een Naam gemaakt, gelijk hij is te dezen dage; wij hebben gezondigd, wij zijn goddeloos geweest.
16 O Elohim! naar al Uw gerechtigheden, laat toch Uw toorn en Uw grimmigheid afgekeerd worden van Uw stad Jeruzalem, Uw heiligen berg; want om onzer zonden wil en om onzer vaderen ongerechtigheden, zijn Jeruzalem en Uw volk tot versmaadheid bij allen, die rondom ons zijn.
17 En nu, o onze El! hoor naar het gebed Uws knechts, en naar zijn smekingen; en doe Uw aangezicht lichten over Uw heiligdom, dat verwoest is; om des Heeren wil.
18 Neig Uw oor, mijn El! en hoor, doe Uw ogen op, en zie onze verwoestingen, en de stad, die naar Uw Naam genoemd is; want wij werpen onze smekingen voor Uw aangezicht niet neder op onze gerechtigheden, maar op Uw barmhartigheden, die groot zijn.
19 O Meester, hoor! o Meester, vergeef! o Meester, merk op en doe het, vertraag het niet! Om Uws Zelfs wil, o mijn El! Want Uw stad, en Uw volk is naar Uw Naam genoemd.

Psalm 80

Voor den opperzangmeester, op Schoschannim; een getuigenis, een psalm van Asaf. (80–2) O Herder Israels! neem ter ore, Die Jozef als schapen leiddet; Die tussen de cherubim zit, verschijn blinkende.
2 (80–3) Wek Uw macht op voor het aangezicht van Efraim, en Benjamin, en Manasse, en kom tot onze verlossing.
3 (80–4) O El! breng ons weder, en laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.
4 (80–5) O YHVH, El der heirscharen! hoe lang zult Gij roken tegen het gebed Uws volks?
5 (80–6) Gij spijst hen met tranenbrood, en drenkt hen met tranen uit een drieling.
6 (80–7) Gij hebt ons onzen naburen tot een twist gesteld, en onze vijanden spotten onder zich.
7 (80–8) O El der heirscharen! breng ons weder, en laat Uw aangezicht lichten; zo zullen wij verlost worden.
8 ¶ (80–9) Gij hebt een wijnstok uit Egypte overgebracht, hebt de heidenen verdreven, en hebt denzelven geplant;
9 (80–10) Gij hebt de plaats voor hem bereid, en zijn wortelen doen inwortelen, zodat hij het land vervuld heeft.
10 (80–11) De bergen zijn met zijn schaduw bedekt geweest, en zijn ranken waren als cederbomen Elohims.
11 (80–12) Hij schoot zijn ranken uit tot aan de zee, en zijn scheuten tot aan de rivier.
12 (80–13) Waarom hebt Gij zijn muren doorgebroken, zodat allen, die den weg voorbijgaan, hem plukken?
13 (80–14) Het zwijn uit het woud heeft hem uitgewroet, en het wild des velds heeft hem afgeweid.
14 (80–15) O El der heirscharen! keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen wijnstok,
15 (80–16) En den stam, dien Uw rechterhand geplant heeft, en dat om den zoon, dien Gij U gesterkt hebt!
16 (80–17) Hij is met vuur verbrand; hij is afgehouwen; zij komen om van het schelden Uws aangezichts.
17 (80–18) Uw hand zij over den man Uwer rechterhand, over des mensen zoon, dien Gij U gesterkt hebt.
18 (80–19) Zo zullen wij van U niet terugkeren; behoud ons in het leven, zo zullen wij Uw Naam aanroepen.
19 (80–20) O YHVH, El der heirscharen! breng ons weder; laat Uw aanschijn lichten, zo zullen wij verlost worden.

 

Een gedachte over “Samen uit…

Plaats een reactie